icmisban.gif (3901 bytes)

redbut.gif (179 bytes)Wetten, Conventies en Overeenkomsten betreffende Krijgsgevangenen

De Geneefse Conventie, 1949

DEEL II

ALGEMENE BESCHERMING VAN KRIJGSGEVANGENEN

ARTIKEL 12

Prisoners of war are in the hands of the enemy Power, but not of the individuals or military units who have captured them. Irrespective of the individual responsibilities that may exist, the Detaining Power is responsible for the treatment given them.

Prisoners of war may only be transferred by the Detaining Power to a Power which is a party to the Convention and after the Detaining Power has satisfied itself of the willingness and ability of such transferee Power to apply the Convention. When prisoners of war are transferred under such circumstances, responsibility for the application of the Convention rests on the Power accepting them while they are in its custody.

Nevertheless, if that Power fails to carry out the provisions of the Convention in any important respect, the Power by whom the prisoners of war were transferred shall, upon being notified by the Protecting Power, take effective measures to correct the situation or shall request the return of prisoners of war. Such requests must be complied with.

ARTICLE 13

Prisoners of war must at all times be humanely treated. Any unlawful act or omission by the Detaining Power causing death or seriously endangering the health of a prisoner of war in its custody is prohibited,and will be regarded as a serious breach of the present Convention. In particular, no prisoner of war may be subjected to physical mutilation or to medical or scientific experiments of any kind which are not justified by the medical, dental or hospital treatment of the prisoner concerned and carried out in his interest.

Likewise, prisoners of war must at all times be protected, particularly against acts of violence or intimidation and against insults and public curiosity.

Measures of reprisal against prisoners of war are prohibited.

 

OVEREENKOMST OVER DE GAZASTROOK EN JERICHO REGIO
(Cairo, 4 mei 1994)

ARTIKEL XIX


VERMISTE PERSONEN

De Palestijnse Autoriteit zal samenwerken met Israel door alle noodzakelijke assistentie te verlenen in het geval van naspeuringen door Israel in de Gazastrook en regio Jericho naar vermiste Israeli's, alsmede bij het verschaffen van informatie over vermiste Israeli's. Israel zal samenwerken met de Palestijnse Autoriteit in het zoeken naar en het geven van noodzakelijke informatie over vermiste Palestijnen.    

 

Appendix I bij bovenstaande Overeenkomst

Betreffende de Overeenkomst over de Gazastrook en de omgeving Jericho, getekend in Cairo op 4 mei 1994 (hierna "de Overeenkomst"), bevestigt de PLO hierbij het volgende:

1. De PLO verplicht zich te verzekeren dat de Palestijnse Autoriteit, inclusief de Palestijnse politie en andere organen van de Palestijnse Autoriteit, zullen functionneren in lijn met de Overeenkomst en dat de Palestijnse Autoriteit het cooperatie en coordinatie mechanisme tijdig zal activeren.

2. De PLO verplicht zich samen te werken met Israel en haar te assisteren bij haar pogingen zowel te localiseren als te retourneren naar Israel de Israelische soldaten die vermist in actie zijn en de lichamen van gedode soldaten die nog niet terecht zijn.

3. De PLO neemt op zich aan de volgende vergadering van de Palestijnse Nationale Raad voor formele goedkeuring voor te dragen de noodzakelijke veranderingen m.b.t. het Palestijnse Convenant, waartoe bereid verklaard in de brief, d.d. 9 september 1993, getekend door de Voorzitter van de PLO en geaddresseerd aan de premier van Israel. 


[ ICMIS Homepage ] [ De Soldaten en hun Verhaal ] [ P.O.W. Chronologie] [ Over ICMIS ]

[ Archief van Persberichten ] [ Wetten & Conventies m.b.t. P.O.W's ]     

[Fotoreeks ] [Amerikaanse Wetgeving] [ Hoe U Kunt Helpen ]